Korien Wennink (42) is opgeleid tot operatieassistent, maar staat niet meer zelf aan de tafel. Tegenwoordig werkt ze als coördinator van de opleiding tot operatieassistent bij hogeschool Saxion. Naast haar baan doet ze de master Leren en Innoveren. ‘Ik wil graag betekenisvol zijn voor studenten.’ (tekst: Femke van den Berg; foto: Ivonne Zijp)

Hoe kwam je op het idee om operatieassistent te worden?
‘Toen ik nog in Enschede op de basisschool zat, wilde ik dierenarts of dokter worden. Eenmaal op de mavo besefte ik dat dit een heel lange weg zou worden en ben ik de plannen gaan bijstellen. Lerares biologie ging toen wel eens door mijn hoofd. Ik vind het leuk om met mijn handen te werken, maar mag ook graag dingen uitleggen aan mensen. Na de mavo ging ik naar de havo. Tijdens een voorlichting hoorde ik voor het eerst over het vak van operatieassistent en wist ik direct: dit is het!’
Wanneer deed je de opleiding tot operatieassistent?
‘Ik startte in 1999 met de inservice-opleiding bij Gelre Ziekenhuizen, locatie Zutphen. Ik was pas zeventien en vond de opleiding soms best pittig. Als ik destijds niet zo goed begeleid zou zijn, weet ik niet of ik het diploma wel behaald zou hebben. Door die vroege ervaring werd mijn belangstelling gewekt voor het opleiden en begeleiden van studenten. Ik dacht: wat zou het mooi zijn als ik ooit zelf zoiets zou kunnen doen.’
Waar ging je werken toen je klaar was?
‘Eerst nog twee jaar in Zutphen. Daarna, in 2004, solliciteerde ik bij Medisch Spectrum Twente in Enschede. En ik werd aangenomen. Dat was wel heel speciaal voor mij. In mijn kindertijd had Enschede twee ziekenhuizen. Daartussen werd een overdekte brug gebouwd. Als klein meisje liep ik er regelmatig langs met mijn moeder. En dan zag ik op die brug allemaal dokters in witte pakken lopen. Toen zei ik: “O, wat zou ik het fijn vinden als ik daar later ook mag werken!” Die droom kwam dus uit.’
Hoe beviel de overstap?
‘Heel goed. Aanvankelijk vond ik het best spannend om in een groter topklinisch ziekenhuis te gaan werken, maar al gauw vond ik mijn draai. Inmiddels weet ik: als de basis goed is, kun je in diverse ziekenhuizen werken.
Wel wilde ik me graag verder ontwikkelen. Ik ben toen de aantekening voor cardiothoracale chirurgie gaan behalen. En ik werd vakgroepoudste urologie.’
Vervolgens solliciteerde je voor een functie als praktijkopleider?
‘Klopt. In 2006 ben ik uit eigen beweging de opleiding tot praktijkopleider in de gezondheidszorg gaan doen bij Fontys in Eindhoven. In 2008 kwam er een vacature voor praktijkopleider bij mijn werkgever. Ik solliciteerde en kreeg de baan! Toen ik nog geen moeder was, combineerde ik deze met mijn werk als operatieassistent. Na de geboorte van mijn dochter in 2012 koos ik ervoor om alleen nog als praktijkopleider te werken. Daarnaast gaf ik een aantal lessen aan studenten van de inservice-opleiding.’
Wat vond je mooi aan het werk van praktijkopleider?
‘Ik vind het fantastisch om studenten te zien uitgroeien tot beroepsbeoefenaren. Het is fijn om een steentje te mogen bijdragen aan hun professionele en persoonlijke ontwikkeling. Vaak zijn studenten jong. In hun leven verandert er in een paar jaar tijd ontzettend veel: ze gaan op zichzelf wonen, kopen een auto, hun relatie gaat aan of uit. Juist omdat er in hun privésituatie zo veel verandert, is een veilig leerklimaat, waarin ze in hun eigen tempo kunnen groeien, zo belangrijk. Daar heb ik twaalf jaar lang met hart en ziel aan bijgedragen.’
Je dacht ook mee over de ontwikkeling van de OK-route van hogeschool Saxion?
‘Inderdaad. Op een gegeven moment werd bekend dat de inservice-opleiding zou stoppen. De opleiding werd toen ingebed in de studie hbo-verpleegkunde bij Saxion. Medisch Spectrum Twente, Ziekenhuisgroep Twente en hogeschool Saxion sloegen toen de handen ineen voor de ontwikkeling van de OK-route. Studenten kunnen die route vanaf hun tweede jaar volgen, naast de hbo-v. In een jaar tijd hebben ze de nieuwe route vormgegeven. Hoewel Saxion regievoerder was, ben ik daar nauw bij betrokken geweest.’
En dat beviel goed?
‘Ja, heel goed! Het ontwikkelen van onderwijs was nog leuker dan ik altijd al dacht. Je doet het echt samen: zowel theorie als praktijk heeft hierin een verantwoordelijkheid. Ik merkte dat ik er echt heel enthousiast van werd om samen iets moois neer te zetten voor studenten.’
Je werkt nu zelf bij Saxion. Hoe kwam je daar terecht?
‘Drie jaar terug was er een interessante vacature. Toen heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben ik het gesprek aangegaan, hoewel ik eigenlijk niet de juiste papieren had. Om bij Saxion te werken, moest je destijds een opleiding op masterniveau hebben. Ik wilde graag de master Leren en Innoveren-Teacher Leader gaan doen, naast mijn baan. Maar ik had geen bacheloropleiding om hiernaartoe te kunnen doorgroeien. Het beroep van operatieassistent was sinds 2014 gelukkig wel NLQF-6 gewaardeerd. Op basis daarvan mocht ik een assessment doen voor de masteropleiding. Dat ging goed. Vervolgens kreeg ik de baan én kon ik met mijn studie beginnen.’
Die NLQF6-waardering was voor jou dus heel belangrijk?
‘Zeker! Hiermee kon ik aantonen dat je voor het vak van operatieassistent een werk- en denkniveau nodig hebt dat vergelijkbaar is met hbo. Ik ben dus erg blij dat we ons als beroepsgroep destijds hebben ingezet voor de NLQF6-waardering. Anders was mijn leerweg waarschijnlijk heel wat langer geworden.’
Waarmee houd je je bezig in je huidige coördinatiefunctie?
‘Ik geef een aantal lessen, onder meer over operatieve zorg en technieken. En ook over samenwerkend leren. Daarnaast ben ik met name druk met het curriculaire deel, dus met hoe de opleiding inhoudelijk wordt vormgegeven. Denk aan de opbouw van de opleiding, toetsing, het op- en bijstellen van leerdoelen. Onlangs is bijvoorbeeld de herziening van het beroepsprofiel van de operatieassistent uitgebracht. Die leg ik dan naast onze leerdoelen om te kijken of we nog aan de eisen voldoen.
Ook heb ik veel contacten, bijvoorbeeld met andere hogescholen, om te kijken hoe hun lesprogramma in elkaar steekt. En natuurlijk met praktijkopleiders en gastdocenten. Momenteel ben ik onder andere bezig met het opnemen van online kennisclips met medisch specialisten. Studenten bekijken zo’n clip voorafgaand aan het college.’
Ben je te spreken over het nieuwe beroepsprofiel?
‘Ja. Ik vind dat heel mooi is verwoord hoe veelzijdig, verantwoordelijk en complex ons beroep kan zijn. En dat dit echt past bij een NLQF6-waardering. Het viel mij verder op dat er veel aandacht is voor thema’s als kwaliteit, veiligheid, technologie, positieve gezondheid, onderzoek en duurzaamheid. Deze thema’s zaten al in ons onderwijsprogramma bij Saxion, maar kunnen nu nog gefundeerder gekoppeld worden aan het beroep.’
Wat maakt jouw werk mooi en uitdagend?
‘Er speelt veel rondom het opleiden van operatieassistenten. Niet alleen binnen de hogeschool en de ziekenhuizen: je hebt ook te maken met landelijke ontwikkelingen. Denk bijvoorbeeld aan de implementatie van EPA’s. Bovendien zijn bij het opleiden van studenten veel verschillende professionals betrokken: docenten, praktijkopleiders, werkbegeleiders. De onderlinge afstemming is essentieel. Uiteindelijk moeten alle puzzelstukjes natuurlijk bij elkaar komen. Ik merk dat ik het heel fijn vind als ik daarin een verbindende factor kan zijn.’
Wat geeft je nog meer energie, qua werk?
‘Heel veel. Zo mag ik, samen met collega’s van drie andere hogescholen, het landelijk symposium organiseren voor het perioperatieve werkveld. Dit hebben we vorig jaar voor het eerst gedaan. We willen het nu tweejaarlijks gaan herhalen.’
Wat leer je in jouw studie?
‘Vooral hoe je een voortrekkersrol kunt spelen bij onderwijsvernieuwingen. Hoe werkt leren? Wat is belangrijk voor goed onderwijs? Hoe kun je dit ontwikkelen? Hoe neem je mensen mee in veranderingen, zowel binnen het praktijkleren als het schoolse leren? Vooral dat laatste vind ik erg interessant.’
Je bent in de afrondende fase. Waarover gaat je afstudeeronderzoek?
‘Over hoe studenten het handelen in complexe en onverwachte beroepssituaties beter theoretisch kunnen onderbouwen. Ik ga een interventie ontwerpen om de verbinding tussen theorie en praktijk te versterken. Ergens in de eerste helft van 2024 hoop ik mijn onderzoek af te ronden.’
Heb je ook nog wel vrije tijd?
‘Haha, gelukkig wel! Ik werk 24 uur per week en besteed zo’n 20 uur aan de studie. Daarnaast vind ik het fijn om te wandelen of te zwemmen – ook om mijn hoofd leeg te maken. Verder eten we regelmatig samen met vrienden of familie, wat altijd erg gezellig is.’
Waar zie je jezelf over tien jaar?
‘Als ik mijn master heb behaald, ga ik misschien wel weer iets anders erbij doen, dus naast mijn superleuke baan. Wat dit zal zijn? Dat weet ik nog niet. Het moet in elk geval betekenis hebben: voor mijzelf en voor de studenten. Ik wil me sowieso blijven ontwikkelen. Ik heb namelijk gemerkt dat het echt een voorrecht en verrijking is om op latere leeftijd nog een opleiding te doen; je leert op een andere manier naar dingen kijken. Bovendien doe ik nu onderzoek op masterniveau, wat ik op mijn twintigste niet had gekund. Het bewijst, volgens mij, dat je je hele leven kunt groeien.’